Lumbosacrale instabiliteit en stenose


Lumbosacrale instabiliteit / stenose is een veel voorkomende aandoening bij honden en katten van alle rassen en leeftijden. Bij grote hondenrassen en met name de Duitse herder komt de aandoening relatief vaker voor. De lumbosacrale overgang in de rug is de overgang van de laatste lendenwervel naar het heiligbeen (Figuur 1a). Dit is een transitiepunt in de wervelkolom waar het beweeglijke lumbale deel overgaat in het niet-beweglijke heiligbeen (sacrum). Daardoor is dit ook een kwetsbaar gebied en raakt de tussenwervelschijf sneller beschadigd of versleten. Lumbosacrale instabiliteit betekent dat het voorste deel van het heiligbeen de neiging heeft om iets te verzakken. Het gevolg daarvan is dat de tussenwervelschijf nog mer onder druk komt te staan en kan uitpuilen in het wervelkanaal. Dit is een chronische (Hansen type 2) discus hernia en een onderdeel van lumbosacrale instabiliteit (Figuur 1b). Hierdoor ontstaan druk op de zenuwstreng (cauda equina) in het wervelkanaal en dit veroorzaakt lage rugpijn. Deze aandoening wordt daarom ook wel eens cauda equina syndroom genoemd. Deze benaming is niet helemaal juist, want het beschrijft alleen een symptoombeeld (syndroom) dat verschillende oorzaken kan hebben, waarvan één oorzaak en de meest voorkomende wel lumbosacrale instabiliteit/stenose is. Er wordt sensu stricto pas van cauda equina syndroom gesproken als er tekenen van zenuwuitval zijn, zoals afwijkende neurologische reflexen. In alle (meeste) andere gevallen spreken we van lage rugpijn met lumbosacrale instabiliteit als meest voorkomende onderliggende oorzaak.

Lumbosacrale instabiliteit en stenose

De lage rug instabiliteit zorgt ook voor reactie van de omliggend weefsels, zoals ligamenten en het gewrichtskapsel van de facetgewrichten. Reactie en verdikking van deze weefsels veroorzaakt nog meer vernauwing (stenose) met irritatie en druk op de zenuwstreng en zenuwwortels, waardoor de klachten verergeren.

Het voornaamste symptoom van lumbosacrale instabiliteit of stenose is lage rugpijn. Typische klachten zijn moeite met overeind komen en met springen, de staart laten hangen, vierkant springen, kreupelheid (uitstralingspijn naar een achterpoot) of een achterpoot optillen in rust, en pijn of ongemak bij aanraking van de lage rug. In ernstigere gevallen kan er zenuwuitval ontstaan, met zwakte van de achterhand (zwabberend lopen of door de achterpoten zakken), verlamming, urine- en ontlasting incontinentie. Katten uiten rugpijn vaak in gedragsveranderingen zoals agressie, minder spelen, contact vermijden, zich niet meer wassen.

De vermoedelijke diagnose van lumbosacrale stenose wordt gesteld op basis van een lichamelijk onderzoek van het dier en röntgenfoto’s van de lage rug. Hierop zijn soms veranderingen te zien die wijzen op instabiliteit, zoals eindplaatsclerose en spondylose (rode pijlen), subluxatie van het heiligbeen (blauwe pijl) of een vernauwing van de tussenwervelruimte. Omdat de tussenwervelschijf zelf en de zenuwen niet zichtbaar zijn op een gewone röntgenfoto, kan de diagnose alleen met zekerheid bevestigd worden met een CT- of MRI scan.

Lumbosacrale instabiliteit en spondylose

De behandeling van lumbosacrale stenose kan bestaan uit medicatie (pijnstillers, ontstekingsremmers), epidurale infiltratie met corticosteroïden of chirurgie. Veel honden en katten met lumbosacrale instabiliteit kunnen effectief behandeld worden met orthomanuele therapie. Hierbij wordt het verzakte heiligbeen terug in de juiste positie gebracht, waardoor de druk op de tussenwervelschijf, op de zenuwen en bloedvaten wordt opgeheven. Een tot drie behandelingen zijn meestal voldoende om de klachten onder controle te krijgen. Bij een gewenst resultaat volgen daarna halfjaarlijkse controles om terugkeer van de klachten te voorkomen. De lumbosacrale overgang blijft namelijk instabiel en zal dus een zwakke plek blijven.

Aspecifieke lage rugpijn en compensatie


Net als bij de mens, is de lage rug (lumbosacrale gebied) ook het meest kwetsbare deel van een hondenrug. Lage rugklachten door overbelasting van dit gebied komt veel voor, ook zonder dat er een hernia of andere afwijkingen worden gevonden op een rontgenfoto of CT/MRI scan. Bij de mens wordt dit ‘aspecifieke lage rugpijn’ genoemd, en deze groep vertegenwoordigt maar liefst 80% van de lage rugpatienten.

Oorzaken van dit type lage rugpijn bij de hond kunnen zijn: overgewicht, een slechte lichamelijke conditie, een slechte bespiering, herhaaldelijk dezelfde belastende beweging. Maar ook het verkeerd belasten van de lage rug door ontlasten van een poot of kreupel lopen (compensatie). Veel honden met een orthopedisch probleem aan de achterpoten (gescheurde kruisband, heupdysplasie, etc.) hebben een pijnlijke lage rug. Soms gaat dit vanzelf over als het primaire probleem verholpen is. Soms blijft de lage rugpijn, en kan het de revalidatie van het oorspronkelijke probleem belemmeren. Deze secundaire lage rugklachten zijn uitstekend te behandelen met orthomanuele therapie. Denk hier bijvoorbeeld aan als uw hond niet goed herstelt na een kruisbandoperatie.

Een andere groep lage rugpatienten die wij veel zien en succesvol behandelen, zijn honden met een ‘buitenproportioneel’ krachtige achterhand. Dit zijn enerzijds honden in werk en sport, die getraind zijn op explosieve – en propulsiekracht (vooruitstuwende kracht), met name jachthonden en pakwerkhonden. Daarnaast hebben rassen als de Engelse en Amerikaanse Staffordshire Terrier met een extreme (achterhand)bespiering ook een buitenproportionele propulsiekracht. Deze kracht is evenredig met de mechanische belasting van de lumbosacrale overgang. Omgekeerd werd in onderzoek aangetoond dat juist deze propulsiekracht is verminderd bij honden met lage rugpijn. Dit verklaart de populatie lage rugpatienten die wij zien in de praktijk, en het veel voorkomen van lage rugklachten in het algemeen bij honden en katten. pijn.

Zie ook: